PUIK VERHAAL

Os Aje Kasteleins

Nog niet eens zo heel erg lang geleden lagen er verspreid over de gemeente Beesel tientallen cafés. Daar zijn er inmiddels niet zo veel meer van over. Maar de herkomst, geschiedenis en bijzondere verhalen van deze kroegen blijven gelukkig nog wel even voortbestaan. In een nieuwe serie genaamd ‘Os Aje Kasteleins’ blikt Puik terug met voormalige kroegeigenaren en kasteleins van roemruchte horecagelegenheden. In deel 1 komt Maria Beurskens van Café de Euverwaeg aan het woord.

Je hebt wel eens van die mensen waarvan de achternaam veel minder snel een belletje doet rinkelen dan de naam van de zaak die ze hadden. Maria Beurskens is zo iemand. “Nog steeds schrijf ik op kaartjes achter de naam Beurskens in het klein ‘van de Euverwaeg’. Dan weten de mensen meteen wie ik ben.” 82 jaar is ze inmiddels en hoewel de fysieke gesteldheid langzaam achteruit gaat, is ze nog kwiek van geest én rap van tong. “Ik kan met recht zeggen dat ik van mijn hobby mijn werk heb kunnen maken. Ik was een echte kasteleinsvrouw. Met een luisterend oor of een vies mopje op zijn tijd.” Horen, zien en zwijgen ook. “Ik kan lang niet alles vertellen wat ik in mijn kroeg meegemaakt heb,” vertelt ze met een twinkeling vanachter de brillenglazen.

Breed verengingsleven, vergader- en feestzaal

Horeca zat Maria in het bloed. Haar man Sjra, inmiddels overleden, was van oorsprong meubelmaker. Hij had dat echte horecagevoel iets minder maar toch begonnen ze samen aan het avontuur. Nadat ze anderhalf jaar in café de Grens had gezeten, werden ze van 1973 tot 1989 eigenaar van Café de Euverwaeg. Gelegen aan de Keulseweg, uiteraard vlakbij de spoorwegovergang. “Een hele mooie tijd”, blikt ze terug. “We hadden een breed verenigingsleven; een eigen cafévoetbalteam, de dartclub, de kaartclub, zelfs een crossclub. Daarnaast werd het zaaltje achter het café, wat een aantal jaar na de opening werd aangebouwd, veel gebruikt voor vergaderingen en feestjes.”

“Ik kan met recht zeggen dat ik van mijn hobby
mijn werk heb kunnen maken. Ik was een echte
kasteleinsvrouw. Met een luisterend oor
of een vies mopje op zijn tijd.”

Lange dagen, alles zelf

Doordeweeks was de Euverwaeg geopend vanaf vier uur ’s middags tot 1 uur ’s nachts, in het weekend vanaf tien uur ’s ochtends. Het waren de tijden dat mensen na het werk nog rechtstreeks naar de kroeg gingen. “Veel stamgasten aan het buffet dus. De tijd van rondjes geven ook. Dan zaten er altijd tussen die zich er langs probeerden te pissen. Daar kon ik niet zo goed tegen. Nu kun je dat gewoon met een kassasysteem regelen maar toen ging alles nog op viltjes.” Maria was niet op haar mondje gevallen. “Als iemand genoeg gehad had, zei ik dat. Echt trammelant was er gelukkig nooit.” Het echtpaar deed alles zelf, hulp kwam er alleen af en toe van familie. Sjra hield zich meestal iets meer op de achtergrond. “Als iemand iets bestelde wat hij lastig vond om te maken, kon hij ook zeggen ‘dat heb ik niet want Maria is er niet’. Behalve met de voetbalclub; dat was zijn ding en dan stond hij ook steevast achter de bar.”

Goede band met verenigingen en andere kasteleins

Bier en borreltjes werden gedronken door de heren, wijn en sherry door de dames, koffie werd nog vers gezet. Een lunch-, diner- of hapjeskaart was er niet. “Voor speciale gelegenheden maakte ik wel eens soep en bij feesten regelden we een buffet.” De topdagen vormden uiteraard Kermis en Carnaval. “Met de Vastelaovesvereniging hadden we een goede band; die kwamen later ook nog bij ons vergaderen.” Ook aan de toen nog bestaande ondernemersvereniging voor horecazaken in de gemeente Beesel, bewaart ze warme herinneringen. “Er waren regelmatig overleggen én een jaarlijks uitstapje. Dan zat iedereen op de terugweg stomdronken in de bus.”

Gestopt met de zaak

Helaas moesten Sjra en Maria in 1989 om financiële redenen vroegtijdig afscheid nemen van hun kroeg. “De echte glorietijden van kroegen waren toen al langzaam voorbij aan het gaan. Het feit dat we niet in het centrum lagen, was ook niet gunstig. Met pijn in het hart zijn we er daarom mee gestopt.” Het liefste zou Maria nog steeds achter de toog staan. Helaas kan haar lichaam dat niet meer aan. “Ach, daar kan ik mee leven. Zodra ik dit niet meer kan, ze maakt een pratende beweging met haar mond, dan hoeft het voor mij niet meer.”

Zoon en dochter ook in de horeca

Haar eigen horecabloed heeft ze wel doorgegeven aan haar kinderen, die mee opgroeiden aan de Euverwaeg. “Zoon Pieter zit al 25 jaar in Galerie de Hoeve, dochter Edith opent binnenkort een Bed & Breakfast in Beesel.” Zelf gaat Maria, samen met haar zus, nog elke vrijdag ‘naar het dorp’. Dan drinkt ze nog wel eens een wijntje. “En ja, dan kijk ik nog met een echte horecablik. Let het personeel wel op of de glazen nog vol zijn en nemen ze de lege glazen weer mee terug.” Aan het eind van het gesprek heeft Maria uiteraard nog een toegift. Als de voor haar kenmerkende twinkeling in de ogen weer verschijnt, vertelt ze ‘nog één vies mupke’. Uiteraard niet voor publicatie geschikt.

Tekst: Mark Verlinden

Foto's: Maria Beurskens


Klik hier om je gratis in te schrijven voor Puik | Deel deze pagina: