PUIK VERHAAL

Os Aje

Kasteleins

Nog niet eens zo heel erg lang geleden lagen er verspreid over de gemeente Beesel tientallen cafés. Daar zijn er inmiddels niet zo veel meer van over. Maar de herkomst, geschiedenis en bijzondere verhalen van deze cafés blijven gelukkig nog wel even voortbestaan. In een nieuwe serie genaamd ‘Os Aje Kasteleins’ blikt Puik terug met voormalige café-eigenaren en kasteleins van roemruchtige horecagelegenheden. In deel 2 komen Har en Tonnie Ramakers van café ‘Lambaerke’ aan het woord.

De ‘horeca-carrière’ van Har en Tonnie begon, zoals zo vaak, min of meer toevallig. De oom van Har, Jo Niessen, was eigenaar van café de Sjtasie, en daar hielp Har wel eens uit. Toen hij verkering kreeg met Tonnie zat zij wel vaker aan het buffet. “Dan kun je net zo goed mee helpen achter de bar. Zo rolde ik in de horeca”, blikt Tonnie terug. Har werkte in die tijd nog in een slagerij. “Dat was geen vetpot en overuren kreeg ik niet uitbetaald. Toen zijn we gaan kijken of we niet een café voor onszelf konden beginnen. Mijn oom wilde er nog niet uit dus zodoende zijn we verder op zoek gegaan. We kwamen uit bij café “de Keizer” in Asenraij waar we in 1969 het enige café in het dorp gingen bestieren. Daarmee werden we best wel in het diepe gegooid; wij kenden er niemand en het hele dorpsleven speelde zich in ons café af; bruiloften, begrafenissen en alles er tussen in.”

Eigen café oppe Ruiver

Hoewel ze er een mooie tijd hadden, konden ze de kans toen oom Jo Niessen de Sjtasie een paar jaar later alsnog van de hand wou doen, niet laten schieten. Na een verbouwing (en naamswijziging naar café ‘Het Trefpunt’) konden ze van start. “Het waren gouden, maar wel loodzware jaren. ’s Morgens om tien uur open tot ’s nachts een. Met z’n tweeën en inmiddels de zorg voor een gezin.”

Rijk verenigingsleven en eerste Reuverse Joekskapel

Har en Tonnie bouwden voorzichtig verder aan de zaak. Er kwam een uitbreiding van de bestaande kegelbaan, er was een rijk verenigingsleven en veel stamgasten. Ook hadden Har en Tonnie de tweede Reuverse Joekskapel binnen hun cafédeuren met de toepasselijke naam Kegelzaat. De zaak liep goed. Dusdanig goed dat Har het pand, dat in eerste instantie van Vriendenkring Arcen was en later van de brouwerij, graag wou kopen. “Ik ben toen twee keer naar Den Bosch gereden voor een gesprek met de hoge heren. Daar werd me al vrij snel duidelijk dat ze niet open stonden voor verkoop.”

"Je ziet en hoort toch veel van mensen. Als kastelein was je ook een vertrouwensman en in enkele gevallen zelfs een biechtvader."

Café en woning tegelijk

Tonnie vervolgt: “Omdat we toch graag een eigen pand wilden hebben, zijn we verder gaan kijken. We hadden inmiddels al een pand op de Pastoor Vranckenlaan, eveneens midden in het centrum van Reuver. Daar zat gelukkig ook een horecavergunning op. We hebben het voorste gedeelte verbouwd tot café.” Achter en boven deed dienst als woning voor het gezin Ramakers. Als naam van hun nieuwe café bedachten ze café ‘Lambaerke’. “Het was de naam van de jongensschool “Lambertus”, de naam van de Lambertus Parochie én een Reuverse Brouwerij. Als je dan midden tussen die drie zaken in ligt, kun je jezelf net zo goed ook zo noemen”, grapt Har.

Echtpaar dat elkaar perfect aanvoelt

Bij café ‘Lambaerke’ verzorgde Har de bar en bediening terwijl Tonnie de keuken bestierde; de eerste jaren was het ook nog een eetcafé. Het echtpaar heeft altijd samen in hun zaak gewerkt. Voor sommige mensen misschien ondenkbaar of zelfs onmogelijk, voor Har en Tonnie geen enkel probleem. Dat het echtpaar elkaar perfect aanvoelt, blijkt ook wel tijdens het gesprek. Ze vullen elkaar moeiteloos aan en hebben meestal aan een half woord of blik genoeg. Af en toe kregen ze bij ’t Lambaerke’ hulp van andere mensen. “Op drukke dagen konden we altijd een beroep doen op hulpkrachten waarbij met name (zonder de anderen ook maar iets te kort te willen doen) Hay(ke) Pubben en Huub van de Beucken genoemd mogen worden.”

“Het was goed geweest”

Na 35 jaar horeca brak de tijd aan om op 1 januari 2004 te stoppen met café ‘Lambaerke’. Tonnie: “Het was goed geweest. Har was 64, er was een koper dus een mooi moment om er mee te stoppen.” Inmiddels genieten ze volop van hun ‘oude dag’. Nog steeds bezoeken ze zelf wel eens horecagelegenheden. Tonnie: “Dan kijk je toch altijd met een kritische blik en beginnen mijn handen soms te jeuken. Dat zal er wel nooit uit gaan.”

Horen, zien en zwijgen

Hoewel ze veel meegemaakt hebben tijdens hun lange en rijke horecajaren, zijn ze voorzichtig met wat ze willen vertellen. “Je ziet en hoort toch veel van mensen. Als kastelein was je ook een vertrouwensman en in enkele gevallen zelfs een biechtvader. Een luisterend oor voor mensen die hun zorgen en problemen kwijt wilden en na een goed gesprek weer huiswaarts keerden. Om dat soort zaken nu allemaal aan de grote klok te hangen; dat zit niet zo in ons”, stellen ze tot besluit.

Benieuwd naar de eerste publicatie in de serie van "Os Aje Kasteleins"? klik dan hier

Tekst: Mark Verlinden

Foto"s: Tonnie en Har Ramakers

Klik hier om je gratis in te schrijven voor Puik | Deel deze pagina: