PUIK COLUMN

Koos Franssen

FOETELFIETSE

Sinds afgelopen jaar fiets ik dagelijks op en neer naar mijn werk in Venlo. 11 kilometer heen en 11 kilometer terug zorgen voor een aardig begin en einde van de dag. In de ochtend werkt het verfrissend; vooral in het najaar word je goed wakker als je een dik halfuur moet fietsen. Op de terugweg heeft het fietsen een heel andere functie: het zorgt ervoor dat ik goed kan afschakelen. Een soort mentale cooling-down na een dag werken.

Tijdens zo’n dagelijkse trip maak je nogal wat mee. Natuurlijk is het elke dag maar de vraag hoe het weer eruitziet. Koud of warm? Nat of droog? Veel wind of weinig? En komt die wind dan van achteren of van voren? En een wind van achteren kan misschien fijn lijken, maar dat betekent automatisch een wind van voren aan het einde van de dag, want dan fiets ik doorgaans in de tegenovergestelde richting.

Niet alleen het weer is elke dag anders. Ook de mensen die je ’s ochtends tegenkomt verschillen. Sommigen kom je steevast elke dag op hetzelfde tijdstip tegen op dezelfde plek, anderen zie je wekelijks (vuilnismannen, bijvoorbeeld) of slechts éénmalig. Maar van die variëteit aan passanten is er één groep die mijn ergernis opwekt. Stel je voor: een uur of halfacht in de ochtend, een graad of tien, je hebt de wind van opzij en betrapt jezelf erop dat je je bovenlichaam op en neer beweegt, elke keer dat je een van je benen strekt om de trapper naar beneden te duwen. Je hoort jezelf hijgen op het tempo van de trappers en realiseert je dat je lichtelijk bergop aan het fietsen bent. Kortom: het is hard werken om vooruit te komen.

“Als ik niet beter had geweten, had ik gedacht dat ik in een aflevering van Benidorm Basterds had gezeten.”

En dan word je ineens ingehaald. Niet iemand die iets harder fietst en voorbijgaat. Nee, iemand die veel sneller is en je dan ook royaal inhaalt. Een fietser. Windjack aan, trommel met bammetjes achterop en een grijs koppie, als er tenminste nog haar op zit. Als ik niet beter had geweten, had ik gedacht dat ik in een aflevering van Benidorm Basterds had gezeten. Wat blijkt? Achter op de fiets, onder dat trommeltje met die bammetjes, bevindt zich een kastje met een elektromotortje. Ja, zo kan ik het natuurlijk ook. Als ik ergens een hekel aan heb tijdens het fietsen dan zijn het wel de foetelfietsen. En ja, ik heb dit woord zelf bedacht. Wellicht kan Paul Bloemen zich een keer geven aan de origine van het woord “foetele”. Het woord “fiets” zal ik hem besparen, want dat is al een behoorlijk taalkundig vraagstuk op zich.

Hoe dan ook, met foetelfietsen bedoel ik dus de e-bikegebruikers. Dat woord gebruik ik met opzet niet, omdat het enige vorm van digitale geletterdheid suggereert net als de woorden e-mail, e-learning en e-reader, e-bankieren en e-commerce. En dat terwijl het grote verschil is dat de e-bike in mijn optiek een hulpmiddel is voor degene die iets niet meer kunnen (bijvoorbeeld op eigen kracht (lange) afstanden fietsen). De andere: e-mail, e-learning, e-readers en e-bankieren zijn juist iets van de nieuwe generaties en voor degene die juist wel met hun tijd mee kunnen komen zonder daarbij geholpen te worden door een elektromotortje. Maar goed, tot zo ver het woord.

"Je hoeft niet meteen met 25 kilometer per uur over het fietspad te sjezen omdat je toevallig een hulpmotor hebt."

Waarom ik een hekel heb aan foetelfietsen lijkt me evident: ik ben koukleumend, tegen weer en wind mij door de ochtend heen aan het worstelen met dauwdruppels in mijn ogen, halfbevroren tenen en bovenbeenspieren die als een dieselauto aan de slag zijn gegaan, terwijl een zestiger (ik generaliseer hier even verder) mij moeiteloos voorbijgaat. Schaf dan een brommer aan; die maakt tenminste nog de herrie en de stank die horen bij iemand die zich niks van het langzame verkeer aantrekt.

Begrijp mij niet verkeerd, ik beweer niet dat we de foetelfietsen moeten afschaffen. Integendeel, ik denk dat een grote groep mensen toch nog een keertje extra de fiets neemt dankzij dat motortje. Dergelijke situaties juich ik alleen maar toe. Fietsen, hoe dan ook, is namelijk gezond. Dat durf ik als niet-gezondheidswetenschapper wel te zeggen. Het probleem zit mij echter in de manier waarop. Je hoeft niet meteen met 25 kilometer per uur over het fietspad te sjezen omdat je toevallig een hulpmotor hebt. Op fietspaden liggen de snelheden normaliter immers wat lager.

Daarom doe ik een oproep aan alle foetelfietsgebruikers (of e-bikers, als je je dan meer aangesproken voelt): Neem je een keer je fiets en zet je daarbij je hulpmotor aan, dan is daar niks mis mee. Maar als je ziet dat fietsers om je heen, zoals ik, hard moeten werken voor hun meters, zet de snelheid dan een tandje terug, en doe in het voorbijgaan dan misschien op z’n minst alsóf het op een foetelfiets óók hard werken is. Dan heb ik tenminste geen gevoel van machteloosheid en oneerlijkheid nog voordat mijn dag is begonnen. Of – en dat heb ik eigenlijk liever – blijf nog een uurtje langer in je nest liggen.

Klik hier om je gratis in te schrijven voor Puik | Deel deze pagina: