PUIK VERHAAL

Ós Aje Kasteleins 'De Koessebar'

Nog niet eens zo heel erg lang geleden lagen er verspreid over de gemeente Beesel tientallen cafés. Daar zijn er inmiddels niet zo veel meer van over. Maar de herkomst, geschiedenis en bijzondere verhalen van de deze kroegen blijven gelukkig nog wel even voortbestaan. In de serie genaamd ‘Ós Aje Kasteleins’ blikt Puik terug met voormalige kroegeigenaren en kasteleins van roemruchte horecagelegenheden. In deel 4 komen de zussen An en Leen Teunissen van de Koessebar aan het woord.

Ze vormden oorspronkelijk een drieling; An, Leen en Truus; laatstgenoemde kwam vier jaar geleden te overlijden. An en Leen zijn inmiddels op de respectabele leeftijd van 81 jaar gekomen. Hun gezondheid gaat hierbij langzamerhand achteruit. Zo zit An op het terrein van voormalig verpleeghuis Camillus in een groepswoning voor mensen met dementie. Leen kampt met name met een aantal fysieke ongemakken. Toch komen er, mede met hulp van een aantal oude fotoboeken, nog meer dan genoeg herinneringen over hun tijd in de Koessebar naar boven. Daarbij is ook de chemie tussen de zussen onmiskenbaar. Een plaagstootje hier en daar wordt niet geschuwd.

Koesse betekent varkens

An en Leen werkten al geruime tijd in de horeca toen midden jaren ’60 de kans voorbij kwam om zelf een café over te nemen. Die kans lieten ze niet onbenut. Ze openden het café aan de Offenbeekse Keulseweg nog voordat ze überhaupt een naam hadden. Maar daar hoefden ze niet lang naar te zoeken; de eerste avond had een van de bezoekers met krijt op de muur ‘Koessebar’ geschreven. “Dat hebben we laten staan en werd zo de naam van het café.” (Koesse betekent varken en verwijst naar het werk van de vader van An en Leen als varkenshandelaar, Koesse Lei, red.)

Geen toilet in de zaak

De kroeg was van An en haar man Piet Franssen, Leen hielp in de zaak: “Er moest toch iemand zorgen dat de vaten leeg kwamen.” “Dan had je ze toch zelf leeg kunnen drinken,” is het directe antwoord van An. Zelf worden de dames ook al snel aangesproken met Koesse An en Koesse Leen. De Koessebar was een typisch bruin café met een biljart en later een poolbiljart. Muziek kwam uit een jukebox. Er was een klein zaaltje voor feesten en partijen. Het café was alle dagen geopend vanaf vijf uur, in de weekenden eerder. Uiteraard werd er gekaart, veel gekaart.


Een toilet in het café was er in de beginjaren echter niet. Leen: “Als er kleine kinderen in het café waren, riep An altijd: ‘Plas maar in een hoekje, beter dan in de broek.’” An: “Het toilet lag bij ons achter. Om er te komen, moest je eerst een klein stukje oversteken. Dan waren er wel eens van die grapjassen bij die hun viltje weggooiden. Dan vroeg ik; en niks vergeten onderweg?” Leen vervolgt: “Of dat ze een nieuw viltje pakten en met eigen pen een beduidend minder aantal streepjes zetten. Maar wij waren niet voor een gat te vangen; dan gebruikten wij een rode of groene pen in plaats van een blauwe.”

"Als er kleine kinderen in het café waren, riep An altijd: ‘Plas maar in een hoekje, beter dan in de broek.'"

Iedereen gelijk

Een hekel hadden de dames ook aan types die zich er naast probeerden te pissen met rondjes geven. Leen: “Van die slimme. Komen met tien gulden en met negen naar huis gaan.” An vult aan: “Ik gaf een keer een rondje terwijl een andere Reuverse kroegeigenaar in het café was. ‘Je gaat toch geen rondje geven in je eigen zaak,’ stelde hij. “Jazeker wel”, antwoordde ik, “daarom is het hier ook vol en bij jou niet.” In de Koessebar was iedereen gelijk. “Toen de toenmalige directeur van de Rabobank een keer binnen was en het hem niet snel genoeg ging, zei ik: breng maar zelf weg, hoef ik niet te lopen. Bracht hij zijn dienblad met bier zelf naar zijn tafel. Waarop vervolgens door andere gasten geroepen werd: ‘Breng je d’r hier ook effe eentje!’”

Gauw klaar met lastige klanten

Niet voor een gat te vangen, overal een antwoord op. Dat waren én zijn de zussen ten voeten uit. An: “Ook met lastige klanten waren we gauw klaar. Die zette ik zo de deur uit. Of ik verzon andere oplossingen. Toen er eens groepje jongeren binnenkwam die ik niet helemaal vertrouwde, heb ik operettemuziek opgezet. Waren ze zo weg.” Zelf draaiden ze vrijwel uitsluitende Duitse muziek. “Engels moest ik niks van hebben.”

Er kon veel, zo niet alles

Toch was het een café waar zelden tot nooit trammelant was. Bij de Koessebar kon ook veel, zo niet alles. Er werd bijvoorbeeld ‘flexibel’ omgegaan met de sluitingstijden. “Als er dan eens politie kwam controleren, zeiden de agenten meestal: ‘We rijden eerst naar de Grens, als we terugkomen moeten jullie wel zorgen dat het leeg is.’” Na zo’n dertig jaar de Koessebar bestierd te hebben, kwam de man van An te overlijden. Omdat het inmiddels al wat minder ging en An de bar niet alleen kon runnen, werd de zaak verkocht.

Glimlach en pretoogjes

Inmiddels zijn de zussen op een leeftijd beland waarbij het geheugen hun wel eens in de steek laat. Toch komen nog zonder al te veel problemen verhalen, anekdotes en vooral namen van bekende klanten boven tafel. Zo was er een stamgast bijgenaamd Poing. “Die kwam altijd binnen en zei dan: Poing, doot mich unne pils.” Als de verhalen opgediept worden, geven de pretoogjes in de ogen en de glimlach om de monden van de dames aan, dat het een prachtige tijd geweest moet zijn.

Deel 1

Klik hier voor 'Ós aje kasteleins'

Café de Euverwaeg

Deel 2

Klik hier voor 'Ós aje kasteleins'

Café Lambaerke

Deel 3

Klik hier voor 'Ós aje kasteleins'

'Café Keuben'

Klik hier om je gratis in te schrijven voor Puik | Deel deze pagina: