PUIK VERHAAL

Jongste ambtenaar met kortste loopbaan van de gemeente Beesel

Het is welhaast zeker dat er in het verleden geen statistiek is bijgehouden van het ambtenarenbestand van de gemeente Beesel. Of dit ook geldt voor het persoonsdossier van ambtelijke medewerkers is per gemeente verschillend. Het gebruik van een typemachine en carbonpapier waren voor de vastlegging destijds een vereiste. Maar sommige gemeenten waren soms te zuinig voor zo’n uitgave. Jubilea waren dikwijls afhankelijk van het geheugen van de betrokkene die meestal wel wist op welke leeftijd hij zijn ambtelijke loopbaan was begonnen. Als er echter bijzondere omstandigheden, zoals een oorlog waren, waren die feiten ook niet zo belangrijk. Overigens waren jubileumvieringen in de veertiger en vijftiger jaren van de vorige eeuw ook niet zo belangrijk en was een feest ook niet gebruikelijk. Daarom zal het kortste dienstverband van een ambtenaar en diens leeftijd binnen een week na de bevrijding in 1945 nergens vermeld staan en weet nu misschien nog een iemand daar iets van. En ook al was dat get geval, dan zou de leeftijd van de jongste van hen daarin niet zijn vermeld, louter en alleen omdat er daarvan niets werd bijgehouden


Vooraf aan de bevrijding

We gaan terug naar de periode vanaf februari 1945, nu ruim 76 jaar geleden. Er woonden nog maar weinig inwoners in Beesel en Reuver. Vanaf begin februari werden achtereenvolgens Beesel, Reuver links van de Pastoor Vranckenlaan en de Rijksweg en tenslotte Offenbeek geëvacueerd . Velen van hen waren al op transport gesteld naar de drie Noordelijke provincies, waar zij ondergebracht werden bij gezinnen, die daarvoor ruimte vrij maakten. In de laatste week van februari waren de laatste inwoners aan de beurt om de voettocht naar Kaldenkirchen te maken met kruiwagens, fietsen of kinderwagens aan de hand, die weer volgeladen waren met etenswaren, kleding, lijfgoed en dekens. Dit was de groep inwoners die tot dat moment met een bijzonder verlof in Reuver mochten blijven. Alleen zieken, ouderen en gehandicapten met hun lichamelijke en geestelijke verzorgers bleven nog achter. Zij leefden in de ovens van de Gresbuizenindustrie Teeuwen (G.I.T). Het aantal andere Reuvenaren die nog in het dorp achterbleven en zich in huizen of kelders verscholen, is nooit bekend geworden. In Kaldenkirchen stonden de daar achtergebleven geëvacueerden langs de weg uit te kijken naar familieleden en bekenden. Zij werden niet alleen begroet maar ook uitgenodigd om in woningen in plaats van in zalen of fabrieken de nacht door te brengen. Hun verblijf in Kaldenkirchen zou overigens maar van korte duur zijn, maar dat wisten zij toen nog niet.


''Zij kwamen gelukkig ongedeerd in Reuver aan''

De bevrijding

Op 28 februari 1945 werden de geëvacueerden bevolen om te voet via Duitsland naar Noord-Nederland te verkassen. Goed en wel buiten de kom van Kaldenkirchen was er geen Duitse begeleiding meer en sloeg de kop van de stoet de weg naar Bracht in om via dat dorp verder te trekken naar Reuver. Op die weg passeerden af en toe Duitse soldaten met kinderwagens, bolderkarren en autopeds volgestouwd met hun bepakking. Stil leedvermaak heerste bij de Nederlanders. Hoe anders was deze terugtocht dan de inval op 10 mei 1940 in Reuver. Toen dat nog met motoren, auto’s, fietsen of paard en wagens geschiedde. Hun gezichten vertolkten nu gevoelens van schaamte en verlies. De Reuvenaren daarentegen keken ernstig vanwege mogelijke gevaren. Uiteraard overheerste inwendig een blij gevoel omdat men naar huis kon. Velen hebben het Duitse dorp Bracht die dag niet bereikt, want in het zicht van de tanks van het Amerikaanse leger werd een schuilplaats gezocht in woningen langs de weg. Er werd heel nieuwsgierig om de hoek van de huizen gekeken waar de eerste zwarte Amerikanen, voorzien van bepakking met helm en geweer in de aanslag langs de tanks liepen. Er werd niet gejuicht want er kon nog van alles gebeuren. Zeker was: ”We waren bevrijd!”. Nog een aantal stappen en we waren thuis, was ieders gedachte. Helaas viel dat tegen want de Amerikaanse legerleiding verbood ons verder te lopen, omdat er in de landerijen aan de oostkant langs de Duits-Nederlandse grens nog soldaten in stellingen actief waren die af en toe salvo’s afvuurden. Er werd geadviseerd te blijven waar men was en pas de eerstvolgende dag de tocht te vervolgen, tenminste als de Amerikaanse legercommandant dat verantwoord vond.

Desondanks gingen jonge mannen die vrijdag alsnog te voet door de “Pruuse bos” (het zogenaamde Reichswald). Zij kwamen gelukkig ongedeerd in Reuver aan. Later kwam het verhaal naar voren dat de geëvacueerden niet onfortuinlijk waren geweest. Het Rode Kruis had namelijk contact opgenomen met de Amerikanen en hen dringend gevraagd geen kanonvuur te richten op de weg Brüggen-Bracht-Kaldenkirchen omdat daar grote groepen Nederlanders liepen op weg naar hun woonplaats.

Of de vrouwen en kinderen die nacht veel geslapen hebben in de vreemde huizen laat zich raden. De spanning was al groot en dan de tegenvaller die dag nog niet naar huis te kunnen was moeilijk te verwerken. De volgende dag wachtte nog een tegenvaller want de Amerikanen vonden het ‘s morgens nog niet veilig genoeg en wilden eerst zelfs nagaan of er nog Duitse soldaten in de stellingen in de buurt van de grens zaten. In de tussentijd kon de groep de kerk als rustplaats gebruiken. Toen de kust volgens de Amerikanen veilig was, kon de laatste etappe met als enig doel naar huis beginnen, nieuwsgierig naar hoe de toestand daar was. In de loop van de dag kwamen zij in Reuver aan. Dat was het einde van bange, moeilijke en gevaarlijke jaren maar ook het begin van een hoopvolle toekomst. Te beginnen met het nagaan van de schade door vernieling en gemis door diefstal om daarna te starten met (nood)herstel om de huizen bewoonbaar te maken.


Op de foto’s staan Sjeng en Mien Geyzen uit Reuver die waarschijnlijk op 3 maart terugkeerden uit Kaldenkirchen via Tegelen. De foto‘s zijn genomen door Sjeng Lommen vanuit een bovenraam van zijn woning tegenover de H. Hartkerk te Tegelen (zie achtergrond) in de Salvatorstraat in Tegelen met de H. Hartkerk op de achtergrond. Links nog enkele woningen in de St. Annastraat. Sjeng was destijds persfotograaf voor het Dagblad voor Noord Limburg.

Deze foto is voor de oorlog genomen in de werkruimte van de tabaksfabriek van Kreykamp in Kaldenkirchen, waar veel Reuvernaren onderdak vonden. Op deze vloer heeft de inzender van de foto, Jan Ickenroth ook 6 dagen geslapen (22 februari 1945 tot 1 maart 1945).

Het begin van een korte ambtelijke loopbaan

Terugkerend naar het onderwerp in de kop van dit verhaal. Op maandagmorgen vroeg gemeentesecretaris Claessen - de latere burgemeester - aan mijn vader of ik, toen 14 jaar, hem wilde helpen met het opruimen van de rommel in het gemeentehuis. Natuurlijk was dat goed en zo begon mijn eerste ambtelijke carrière. Wij waren amper bezig, nadat we eerst het potkacheltje met papier en ander afval hadden aangestookt, toen de deur aan de zijde van de Rijksweg bruusk werd opengegooid. Twee mannen met een opvallende oranje armband met daarop de letters “OD”, kwamen met getrokken vuurwapens het kantoor binnen en begonnen meteen tegen de gemeentesecretaris uit te vallen. Ik herinner me nog de woorden van O.D.-er Van Rens uit de Emmastraat, sigarenmaker van beroep, het hoofd van de organisatie in Reuver: “Zijn jullie hier belastende papieren aan het verbranden?”. Na een korte woordenwisseling, gaf hij bevel het kantoor meteen te verlaten.

Einde ambtelijke carrière, die amper één uur had geduurd, een baan zonder arbeidsovereenkomst, zonder salaris en zonder bureau, maar gelukkig ook zonder verdergaande nadelige gevolgen(*). Voor de gemeentesecretaris begon toen verveldenderwijs een periode van huisarrest. Hij werd later vrijgesproken van samenwerking met de vijand en in 1946 benoemd tot burgemeester van gemeente Beesel. Van de Ordedienst heb ik niets meer gehoord. Per 1 september 1947 werd ik - echt officieel – benoemd tot leerling-ambtenaar ter secretarie in Reuver en bleef daar werkzaam tot 1 mei 1952. Na 45 dienstjaren gemeentedienst eindigde mijn carrière met pensioen, waarvan ik nu al 29 jaar mag genieten. (*) Het was de tweede keer in Lau’s jonge leven, dat hij zonder kleerscheuren uit de handen van gezagsdragers werd gered. De eerste keer was in de periode november 1944 – januari 1945, toen hij door een jonge Luftwaffe soldaat was opgepakt om in de loopgraven langs de Maas te gaan werken. Zijn oudste zus was toen de reddende engel.

Tekstbron: Lau Huijbers Fotobron: Jan Ickenroth, Sjeng Lommen, Wim Rovers